De auteur (geb. 1938) beschrjft in deze autobiografische roman zijn jeugd als Indo-Europese jongen in Djakarta. De nadruk valt op zijn middelbare-schooltijd in het pas (sinds 1950) onafhankelijke Indonesië, waarbij de toenemend anti-Nederlandse houding in 1956 leidde tot zijn vertrek naar Nederland. Het is een opstelmatig, soms onbeholpen verslag geworden van jongensavonturen op school, in sport en vrije tijd en met meisjes. Enige waarde heeft het als sfeer- en tijdsbeeld, maar slechts voor medescholieren en medebewoners van Djakarta uit die tijd lijkt het verhaal interessant. Het boek bevat vele Indonesische termen, die apart worden verklaard.