Het bataljon werd opgeleid in de Tapijnkazerne te Maastricht en bestond voor een groot deel uit Limburgers. Zij kozen als bijnaam 'de Bokkerijders', afgeleid van de Valkenburgse bokkerijders. Dit was een bende uit de achtiende eeuw, waarvan de bevolking beweerde dat zij zich op bokken verplaatsten. Het embleem vertoont daarom een bok in zijaanzicht.