Kolbak zak manschappen Gele rijders / KRA pre 1940 (Bearskin cap sack EM/NCO Cavalry/Artillerie pre 1940)

Koperen ' lus ' in het leren stuk , ter bevestiging door het bovendeksel van de kolbak.

UITVERKOCHT / SOLD
Betaalwijzes

In 1870 werd het Nederlandse leger gemobiliseerd vanwege de oorlog tussen Frankrijk en Duitsland. Ondanks dat Nederland neutraal was in deze oorlog, was er de dreiging dat de strijd zich naar Nederlands grondgebied zou verplaatsen. Ook het Regiment Rijdende Artillerie ging onder de wapenen en de batterijen werden in verschillende delen van het land gestationeerd. Nederland raakte niet betrokken bij de strijd en hetzelfde jaar gingen de Gele Rijders weer terug naar hun garnizoen in Amersfoort. In 1881 werd het Regiment Rijdende Artillerie opnieuw omgedoopt in Korps Rijdende Artillerie en het werd verder ingekrompen tot twee rijdende batterijen en een instructiebatterij. Na een kleine eeuw van wisselende garnizoensplaatsen, waaronder Haarlem, Breda,'s-Gravenhage, Leiden, Arnhem en Amersfoort, belandde het korps in 1881 opnieuw in Arnhem. Tot het begin van de Tweede Wereldoorlog zou Arnhem de thuisbasis van de Rijdende Artillerie blijven. Zie de kaart van Nederland voor een overzicht van alle legeringplaatsen van het Korps sinds 1793.

In 1893 werd in Arnhem de 100e verjaardag van de Rijdende Artillerie gevierd, middels onder andere een reünie van oud-rijders en groots opgezette ruiterfeesten op de naburige heide, waarbij ook de toen 13-jarige koningin Wilhelmina en koningin-regentes Emma aanwezig waren.

In 1914 werd het Nederlandse leger opnieuw gemobiliseerd. Ditmaal vanwege de steeds verder om zich heen grijpende Eerste Wereldoorlog. Ook nu was Nederland neutraal en het raakte niet rechtstreeks betrokken bij de strijd. In het kader van de mobilisatie van het leger werden twee batterijen Rijdende Artillerie in Noord Brabant gelegerd. Bij hun terugkeer naar Arnhem, in maart 1919, werden zij op feestelijke wijze ingehaald.

De uitputtende Eerste Wereldoorlog had echter belangrijke gevolgen voor het militaire bedrijf in Nederland na die oorlog. In Europa ontstond eenstemming van 'nooit meer oorlog' en het pacifisme vierde hoogtij, met name in Nederland. Samen met de slechte economische situatie leidde dit tot vergaande inkrimping van het Nederlandse leger. Uiteindelijk ontstond de situatie dat het gehele Nederlandse leger geen parate onderdelen meer had! De Rijdende Artillerie bestond toen nog slechts uit één schoolbatterij en een staf. Bij mobilisatie zou hier met behulp van reservisten een tweede batterij aan toegevoegd worden. Bovendien was het merendeel van het geschut inmiddels verouderd. Net als alle overige onderdelen van de landmacht, bevond de Rijdende Artillerie zich in een weinig 'strijdbare' situatie. Toen in de jaren '30 de oorlogsdreiging vanuit Duitsland duidelijk werd, werden weliswaar maatregelen genomen, zowel in organisatorische, materiële als personele zin, maar feitelijk was het al te laat. Ook al werd het Korps Rijdende Artillerie nog volop gemotoriseerd en werd door het Korps in de maanden voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog zelfs afscheid genomen van de paarden die altijd voor het vervoer hadden gezorgd, feit bleef dat het Korps kansloos was tegenover het Duitse leger in de meidagen van de Tweede Wereldoorlog. Bij haar acties in en rond Dordrecht leed het korps verliezen onder manschappen en materieel en zoals bekend werd de strijd met de Duitsers over de gehele linie snel beslecht in het nadeel van Nederland.

Direct na de Tweede Wereldoorlog werden er plannen gemaakt voor de opbouw van een nieuwe Nederlandse krijgsmacht. In deze plannen kwam de Rijdende Artillerie niet meer voor, daar immers het oorspronkelijke tactisch concept hiervan geheel was achterhaald. Ook qua traditieoverdracht werd er niets geregeld. Ideeën over de overdracht van de tradities van de Rijdende Artillerie aan een nieuw artillerieonderdeel waren er wel, maar vanwege de weerstand van veel oud-rijders werd hier van afgezien. Het idee om de tradities over te dragen op een 'willekeurig' onderdeel stond veel oud-rijders tegen. Na de capitulatie van Nederland in mei 1940 werd het leger feitelijk ontbonden. Diverse militairen vluchtten naar Engeland, waaronder een aantal Gele Rijders. In Engeland richtte men de Brigade 'Prinses Irene' op, die was bedoeld als Nederlandse bijdrage aan de geallieerde strijdmachten. Rijdende artillerie kende de brigade niet, wel had men de beschikking over een artilleriebatterij, die was uitgerust met de Engelse 25-ponder. De opbouw van de brigade verliep moeizaam en de gewenste slagkracht werd nooit bereikt, met name door het gebrek aan (jong) personeel. De brigade landde in augustus 1944 met circa 1200 man in Normandië en nam van daaruit deel aan strijd in Frankrijk en België. Na afloop van de Tweede Wereldoorlog werd de Prinses Irene Brigade ontbonden.

In de navolgende jaren probeerden de oud-rijders zelf de tradities van de Rijdende Artillerie enigszins levend te houden. Regelmatig werden er bijeenkomsten van oud-rijders gehouden, waarin werd teruggeblikt op het roemrijke verleden en werd gefilosofeerd over de mogelijkheden van een terugkeer van de Rijdende Artillerie. De bijeenkomsten vonden veelal plaats in Arnhem, de stad die lange tijd als thuisbasis van de rijders had gefungeerd en waarmee de Gele Rijders onlosmakelijk waren verbonden, ook in de ogen van de burgerbevolking en het gemeentebestuur. Niet voor niets werd in 1950 een deel van het Arnhemse Willemsplein, waar vroeger de Willemskazerne had gestaan, omgedoopt in Gele Rijdersplein. Naast bijeenkomsten van oud-rijders greep een aantal van hen bepaalde festiviteiten en militaire aangelegenheden aan om te paard en in volledig ceremonieel tenue ten tonele te verschijnen om zo de herinnering aan de Rijdende Artillerie levend te houden. Omdat de uniformen in het bezit waren van de oud-rijders zelf, waren dergelijke optredens vrij eenvoudig te realiseren. Niet iedereen kon overigens deze optredens van de oud-rijders waarderen. De Rijdende Artillerie bestond immers al een tijdje niet meer en de optredens in volledige uitdossing waren een carnavaleske uiting van misplaatste romantiek en valse nostalgie, zo werd geredeneerd. 

De regelmatige bijeenkomsten en optredens van oud-rijders zorgden ervoor dat de discussie over een mogelijke terugkeer van de Rijdende Artillerie steeds weer nieuw leven werd ingeblazen. Uiteindelijk leidde dit er begin jaren '60 toe, dat er werd onderzocht hoe op zijn minst iets aan traditievoortzetting kon worden gedaan en hoe de Rijdende Artillerie misschien toch weer een plaats binnen de landmacht zou kunnen krijgen. Verschillende ideeën passeerden de revue, uiteindelijk resulterend in het voornemen om één van de bestaande afdelingen veldartillerie om te dopen naar een Afdeling Rijdende Artillerie en deze te belasten met de traditievoortzetting van de Rijdende Artillerie. Was vlak na de oorlog een meerderheid van de oud-rijders nog tegen een overdracht van de tradities van de vooroorlogse Rijdende Artillerie aan een 'willekeurig' onderdeel, begin jaren '60 voelde men dat niet meer zo sterk. Een meerderheid van oud-rijders was voor dit plan, zodat besloten werd het ten uitvoer te brengen. De keuze viel op de 11e Afdeling Veldartillerie, die was gelegerd in Schaarsbergen, gemeente Arnhem. 

Kolbak zak Gele rijders  KRA Rijdende Artillerie pre 1940

Meer afbeeldingen

  • Kolbak zak Gele rijders  KRA Rijdende Artillerie pre 1940
  • Kolbak zak Gele rijders  KRA Rijdende Artillerie pre 1940