De bronzen, messing en zilveren parawing gedragen door de parachutisten in Nederlands Indië zijn ontworpen op 15 maart 1946 door sergeant A.M.P. Kampschuur n.a.v. een prijsvraag. Hij kreeg voor zowel de wing als het SOP mouwembleem een bedrag van ƒ.50,- uitgereikt door de commandant van de S.O.P. C. Sisselaar. De parawing was in eerste instantie bedoeld om op de linkerborst gedragen te worden en moest daarom van brons zijn, zoals dat bij alle K.N.I.L. wings het geval was. Kapitein P.E. van Beek heeft toen ongeveer 50 exemplaren van besteld. Door de grote werkdruk is de eerste besteling in de la van zijn bureau terecht gekomen en niet uitgegeven. Pas na het vertrek van kapitein P.E. van Beek werden de wings weer terug gevonden. In maart 1948 zijn de eerste parawings daadwerkelijk uitgereikt. Doordat het S.O.P. in de juni 1947 reeds over was gegaan op het model borstparawing van de Brits-Indiase para’s (zoals gedragen tijdens WO II in Ceylon door het Korps Insulinde), werd er besloten om de bronzen parawing in het vervolg op de baret te dragen, in plaats van het Nederlandse leeuwtje of de Britse baretparawing. De series na het bronzen model werden allemaal van messing geproduceerd omdat ze mooier glommen na het poetsen. Het oogje onderaan de parawing was bedoeld om na actiesprongen de parawing te voorzien van een kleine bar, dolkje of sterretje. Dit is echter nooit ingevoerd. Van het 1e model parawing zijn 3 verschillende slagen geproduceerd. Van het 2e en 4e model is 1 slag geslagen. En van het 3e model zijn diverse slagen gemaakt. Van het 5e model is in Nederland een stempel gemaakt maar hij is nooit geslagen. De parawings zijn gedragen van 1948 t/m 1954. Met weinig tot geen gevoel voor traditie heeft men toen besloten, in het kader van eenheid van tenue, het dragen van de wing als baretgesp te verbieden, de (voormalige) para's moesten deze toen vervangen met de gesp van de eenheid waar men toen bij diende.